Hoofdstuk 4: Het kastenstelsel aangetast
Puṣṭa Kṛṣṇa: Volgende vraag, Śrīla Prabhupāda. ‘Zullen de fundamentele waarden van de Vedische religie op enige wijze beïnvloed worden door het afschaffen van het kastenstelsel waar momenteel met eensgezinde pogingen aan wordt gewerkt?’
Śrīla Prabhupāda: Het Vedisch religieuze systeem dat ik al beschreven heb — het varṇāśrama-stelsel dat door Kṛṣṇa werd gecreëerd — moet niet worden verward met het hedendaagse kastenstelsel, waarbij iemands maatschappelijke positie aan de hand van zijn geboorte wordt vastgesteld. Aan de andere kant is het volledig afschaffen van alle maatschappelijke geledingen onmogelijk. Dat is alleen nog dwazer, omdat Kṛṣṇa Zelf zegt: cātur-varṇyaṁ mayā sṛṣṭam guṇa-karma-vibhāgaśaḥ — ‘Dit systeem van maatschappelijke geleding naar kwaliteit en werk wordt door Mij gegeven.’ (Bg.4.13) Het probleem met dit pseudo-kastenstelsel is echter de misvatting dat je alleen maar een brāhmaṇa kan zijn als je de zoon bent van een brāhmaṇa. Dat is zo in het kastenstelsel. Maar dat is niet wat Kṛṣṇa zegt. Hij zegt: ‘naar kwaliteit en werk.’ Hij zegt nooit: ‘naar geboorte.’ Dit zogenaamde kastenstelsel is dus een misvatting van het cātur-varṇyaṁ, het stelsel van vier maatschappelijke geledingen. Het werkelijke cātur-varṇyaṁ-stelsel betekent guṇa-karma-vibhāgaśaḥ, het vaststellen van de vier maatschappelijke geledingen gebaseerd op kwaliteit en werk. Men moet gekwalificeerd zijn.
En hoe wordt iemand gekwalificeerd? Ook dat wordt beschreven. In de Bhagavad-gītā beschrijft Kṛṣṇa bijvoorbeeld de eigenschappen van een brāhmaṇa als volgt: śamo damas tapaḥ śaucaṁ kṣāntir ārjavam eva ca jñānam vijñānam āstikyam:‘vreedzaamheid, zelfbeheersing, soberheid, reinheid, verdraagzaamheid, eerlijkheid, wijsheid, kennis en vroomheid.’ (Bg. 18.42) Mensen die een brāhmaṇa willen worden, moeten daarom zo opgeleid worden, dat ze zich deze eigenschappen eigen kunnen maken. Het is niet genoeg om enkel het kastenstelsel af te schaffen, dat aangetast is door de misvatting dat geboorterecht ons ergens voor kwalificeert. Natuurlijk moet dat verkeerde kastenstelsel worden afgeschaft. Maar er moeten ook onderwijscentra geopend worden waar mensen kunnen leren hoe ze ware brāhmaṇa’sof kṣatriya’s kunnen worden. Guṇa-karma-vibhāgaśaḥ: ‘Naar---gelang hun eigenschappen en hun activiteiten horen mensen vanzelf bij verschillende maatschappelijke groepen.’ Dat is onvermijdelijk. Maar jullie hebben een pseudo-kastenstelsel in het leven geroepen dat afgeschaft moet worden, terwijl het systeem dat door Kṛṣṇa wordt aanbevolen, moet worden aangenomen.
De geleding van de maatschappij is hoe dan ook een natuurlijk gegeven en we kunnen er niet omheen. Het natuurlijke kastenstelsel zal er altijd zijn. Neem bijvoorbeeld de brahmaanse eigenschap van eerlijkheid. Waar je in deze wereld ook heen gaat, je zult er op zijn minst één persoon kunnen vinden die eerlijk is. Zal er iemand zijn die zegt: ‘O, zijn vader was eerlijk en daarom is hij ook eerlijk’? Dit is onzin. Kṛṣṇa heeft nooit zoiets gezegd. De vader mag dan Hiraṇyakaśipu zijn, een grote demon, maar zijn zoon kan nog steeds Prahlāda, de grote toegewijde van de Heer, zijn. Het is niet onvermijdelijk dat iemand precies als zijn vader wordt. Natuurlijk bestaat daar alle kans op, maar het is geen onontkoombaar feit dat de zoon net als zijn vader wordt.
Ons punt is dat waar je ook gaat, je er altijd een eersteklas persoon zult vinden die eerlijk is. Wanneer je iemand vindt die eerlijk is, kun je hem classificeren als brāhmaṇa en hem trainen, zodat hij de maatschappij kan dienen in de positie van spiritueel meester en adviseur. Dat is nodig. Waarom zouden we ervan uitgaan dat iemand eerlijk is omdat hij de zoon is van een brāhmaṇa, van een eerlijk man ? Dat is een misvatting. Je moet de eerlijke mensen van over de hele wereld vinden en ze trainen als brāhmaṇa’s. Dat is wat wij doen: ‘Als je deze principes volgt — geen vrije seks, geen opwekkende en verdovende middelen, geen gokspelen en geen vleeseten — dan ben je een brāhmaṇa. Kom hier voor meer training.’ Zijn vader mag dan misschien een vleeseter, een gokker of een dronkaard zijn, maar als hijzelf eerlijk is en de levenswijze van een brāhmaṇa heeft aanvaard, zeg hem dan: ‘Uitstekend, kom — je bent welkom.’ Dan zal alles goed komen.
Het is onmogelijk de eerlijke klasse te vernietigen, ook al zou je het willen. Je zult overal eerlijke mensen vinden. Je hoeft ze alleen maar op te leiden. Daarom zegt Kṛṣṇa: cātur-varṇyaṁ mayā sṛṣṭam guṇa-karma-vibhāgaśaḥ — ‘Overeenkomstig hun kwaliteit en werk, neem je een paar mensen die je in de brahmaanse klasse plaatst. Anderen plaats je in de kṣatriya-klasse, weer anderen in de vaiśya-klasse en de rest in de śūdra-klasse. Je kunt dat stelsel nooit afschaffen. Dat zou verspilde moeite zijn.
Puṣṭa Kṛṣṇa: U zegt dus dat het natuurlijke stelsel zodanig is dat iemand wordt geclassificeerd en vervolgens wordt getraind voor een bepaalde plicht in overeenstemming met zijn specifieke innerlijke eigenschappen en zijn specifieke neiging tot handelen?
Śrīla Prabhupāda: Ja, die classificatie is noodzakelijk. Die moet er zijn.
Puṣṭa Kṛṣṇa: En wat is het uiteindelijke nut van het classificeren en trainen van mensen volgens hun eigenschappen en neigingen?
Śrīla Prabhupāda: Het nut zal zijn dat de hele maatschappij in harmonie zal handelen. Het maatschappelijk lichaam heeft hersens, armen, een buik en benen nodig om volledig te zijn. Als er geen hersens zijn, als er geen hoofd is, wat is dan het nut van de armen, benen en buik? Het is dan dood. Als er in de menselijke samenleving geen klasse is van geleerde, eerlijke mensen — mensen met alle brahmaanse eigenschappen — dan is de maatschappij ten dode opgeschreven. Daarom zijn mensen zo verward.
Vandaag de dag wordt bijna iedereen opgeleid als arbeider. ‘Ga maar naar de fabriek.’ Dat is alles. ‘Ga naar de fabriek om geld te verdienen.’ En wanneer zo iemand dan geld heeft verdiend, koopt hij onmiddellijk wijn en vrouwen. Als je de maatschappij klasseloos probeert te maken, is dat het soort mensen dat je produceert: nutteloze mensen die de maatschappij verstoren. Je kunt de maatschappij niet klasseloos maken. Probeer je dat wel, dan zullen deze mensen vanzelfsprekend śūdra’s zijn, vierderangs mensen of erger. Dan zal er sociale chaos ontstaan.
Puṣṭa Kṛṣṇa: Maar kunnen alle mensen eenzelfde interesse tonen in religie, ook al horen ze bij verschillende maatschappelijke geledingen?
Śrīla Prabhupāda: Ja. Dat heb ik al uitgelegd. Ieder beschaafd levend wezen heeft een soort religie. De woorden van God vormen de basis van een religie. In het Vedische systeem vinden we wat God zegt. Als je dit systeem aanvaardt, zal de maatschappij volmaakt zijn, niet alleen voor hindoes, maar ook voor christenen, voor moslims, voor iedereen. En dit wordt op praktische manier gerealiseerd in onze Gemeenschap voor Kṛṣṇa-bewustzijn. We hebben toegewijden uit alle groepen van de menselijke samenleving en ze aanvaarden allemaal dit Vedische systeem. Het is praktisch. Er is geen enkel probleem. Hindoes, moslims, christenen — iedereen zou deze Kṛṣṇa-religie moeten aanvaarden en ‘kṛṣṇaïet’ moeten worden, ‘krishnenen’. [Gelach.] Het Griekse woord ‘Christo’ is ontstaan uit het Sanskriet ‘Kṛṣṇa’. In feite kan Kṛṣṇa ook gespeld worden als ‘Krishta’. Als we dus de oorspronkelijke betekenis van ‘christen’ nemen, is dat ‘krishtenen’ of ‘krishnenen’. Dat is natuurlijk een nogal omstreden punt, maar iedereen kan Kṛṣṇa aanvaarden. Dan zal alles goed komen.