Hoofdstuk 10: Het zuiveringsproces
Puṣṭa Kṛṣṇa: Śrila Prabhupāda, de volgende vraag is min of meer gelijk aan de vorige: ‘Voor alle beschaafde mensen zijn er vanaf hun geboorte tot hun dood verschillende saṁskāra’s of zuiveringsceremonies voorgeschreven. Vele van deze saṁskāra’s worden vandaag de dag niet meer nageleefd. Zouden ze weer ingevoerd moeten worden?
Śrīla Prabhupāda: Het ware doel van saṁskāra’s is om een dwaas naar het niveau van kennis te brengen. Janmanā jā-y-ate śūdraḥ: bij geboorte is iedereen gelijk: śūdra. Met andere woorden: men heeft geen kennis. Het doel van saṁs-kāra’s is dus om iemand die geen kennis van spiritueel leven heeft, geleidelijk naar het spirituele niveau te brengen. Er wordt gezegd: saṁskārād bhaved dvijaḥ — met behulp van de zuiveringsprocessen kan men een spiri-tuele wedergeboorte bereiken. Dat is van het grootste belang.
Het menselijk bestaan biedt de mogelijkheid te begrijpen wie je bent en wat het doel van het leven is. Het doel van het leven is terug te keren naar huis, naar God. Uiteindelijk zijn we een deel van God, maar op een of andere manier bevinden we ons nu in dit materiële bestaan. Het ware levensdoel is dus om terug te keren naar de spirituele wereld, waar er geen gevecht om het bestaan plaatsvindt, maar waar het leven gelukzalig en tevreden is. We willen een eindeloos gelukzalig leven, maar in de materiële wereld is dat onmogelijk. Dat geluk bevindt zich in de spirituele wereld. Het is dus ons doel om daarheen te gaan en ieder mens zou die kans moeten krijgen. Dat is de ware opleiding. Dat wordt saṁskāra genoemd, het zuiveringsproces.
Alles tezamen zijn er daśa-vidha-saṁskāra, tien soorten zuiveringsprocessen. In dit tijdperk is het erg moeilijk ze te volgen, maar als je zonder enige overtreding de Hare Kṛṣṇa mahā-mantra chant onder begeleiding van een spiri-tueel leraar, dan zijn daarmee vanzelf al deze saṁskāra’s nageleefd en zul je terugkeren naar je oorspronkelijke, spirituele positie.
Ahaṁ brahmāsmi: ‘Ik ben een spirituele ziel.’ We zijn dus Brahman, spirituele energie en Kṛṣṇa is Param Brahman, de Allerhoogste spirituele energie. Zoals Arjuna zei: paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavān (Bg. 10.12) — ‘U bent de Allerhoogste Spirituele Energie, de uiteindelijke woning, de zuiverste, de Absolute Waarheid.’ Kṛṣṇa is Brahman, spirituele energie, en ook ik ben Brahman. Maar Hij is de Allerhoogste Brahman, terwijl ik enkel begrensd Brahman ben. Daarom is het mijn taak Kṛṣṇa te dienen. Dat is de leer van Heer Caitanya: jīvera ‘svarūpa’ haya kṛṣṇera ‘nitya-dāsa’ (Cc. Madhya 20.108) — ‘De ware identiteit van het levend wezen is dat het de eeuwige dienaar van Kṛṣṇa is.’ Als je je dus bezighoudt met je oorspronkelijke, spirituele zaken en handelt als dienaar van Kṛṣṇa, zullen alle processen voor zuivering en hervorming voltooid zijn.
Die kans om ons opnieuw bezig te houden met onze oorspronkelijke spirituele zaken wordt in dit tijdperk kosteloos gegeven: kīrtanād eva kṛṣṇasya mukta-saṅgaḥ paraṁ vrajet (Bhāg. 12.3.51) — ‘Men kan spirituele verlossing bereiken door enkel de heilige namen van de Heer te chanten.’ De hervormingsprocessen, de saṁskāra’s, zijn bedoeld om iemand te zuiveren, zodat hij mukta-saṅgaḥ wordt, verlost van het slechte gezelschap van het materiële bestaan en geschikt om terug te keren naar huis, terug naar God. Dat is het bijzondere voordeel van het chanten van de Hare Kṛṣṇa mahā-mantra.
De vraag was: ‘Zouden de zuiveringsprocessen weer ingevoerd moeten worden?’ Ze moeten zo veel mogelijk opnieuw ingang vinden, maar in dit tijdperk kunnen ze niet allemaal worden ingevoerd. Daarom moet iedereen de Hare Kṛṣṇa mahā-mantrachanten. Dan zal alle hervorming vanzelf komen en zullen de mensen het spirituele niveau bereiken — brahma-bhūtaḥ, Brahman-realisatie. En daarna: prasannātmā —ze zullen gelukkig zijn. Na śocati na kāṅkṣati: er zal geen leed of nodeloos verlangen meer zijn. Samaḥ sarveṣu bhūteṣu: ze zullen iedereen op het spirituele niveau zien. En uiteindelijk: mad-bhaktiṁ labhate param (Bg. 18.54) — op deze manier zullen ze het niveau van devotionele dienst bereiken en zal hun leven succesvol worden. Is de vraag hiermee beantwoord of niet?
Puṣṭa Kṛṣṇa: Ja. Maar ik heb zelf nog een vraag, Śrīla Prabhu-pāda. U zegt dat de saṁskāra’s zoveel mogelijk weer ingevoerd moeten worden?
Śrīla Prabhupāda: De essentiële dingen. Hoe we bijvoorbeeld van iemand een brāhmaṇa kunnen maken. Hierbij zijn deze vier zaken van belang: geen vrije seks, geen vleeseten, geen bedwelmende of opwekkende middelen, geen gok- en kansspelen. Die essentiële dingen moeten er zijn, je kunt niet zonder. Je moet op zijn minst de zondige activiteiten vermijden. Dan kan iemand Kṛṣṇa-bewustzijn beoefenen. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā (7.28):
yeṣāṁ tv anta-gataṁ pāpaṁ
janānāṁ puṇya-karmaṇām
te dvandva-moha-nirmuktā
bhajante māṁ dṛḍha-vratāḥ
‘Zij die in vorige levens en in dit leven vroom gehandeld hebben en van wie de zondige activiteiten volledig zijn ver-nietigd, worden bevrijd van de dualiteiten van verblinding, waarna ze Mij vastberaden dienen.’
Als je een toegewijde wil worden moet je je zondige activiteiten opgeven. Daarom moet je die vier principes beginnen te volgen en verboden activiteiten vermijden. Zondige handelingen als vrije seks, het eten van vlees, gokken en het gebruiken van bedwelmende middelen, tabak, koffie en thee inbegrepen, moet je vermijden. Je zult dan geleidelijk aan volledig vrij worden van zonden. Aan de ene kant moet je jezelf deze beperkingen opleggen en aan de andere kant moet je devotionele dienst verrichten. Door devotionele dienst te verrichten volgens de instructie van de spiritueel leraar en de śāstra kun je op het transcendentale niveau blijven.
Het transcendentale niveau houdt in dat er geen zondige handelingen meer zijn. Het staat boven alles wat ‘zondig’ is. Van ‘vrome’ en ‘zondige’ activiteiten is alleen sprake zolang je je nog op het materiële niveau bevindt. ‘Goed’ en ‘slecht’, ‘vroom’ en ‘zondig’ — dit zijn allemaal overwegingen die bij het materiële niveau horen. Maar wie zich op het transcendentale niveau bevindt, is automatisch vrij van zonde. Kṛṣṇa bevestigt dit in de Bhagavad-gītā (14.26):
māṁ ca yo’ vyabhicāreṇa
bhakti-yogena sevate
sa guṇān samatītyaitān
brahma-bhūyāya kalpate
Het zondige en het vrome leven bevinden zich beide in deze materiële wereld, maar wanneer je spirituele activiteiten verricht, bevind je je boven het materiële niveau, namelijk op het spirituele niveau.
Het komt er dus op neer dat, als je de Hare Kṛṣṇa mahā-mantra chant en zondige handelingen opgeeft, je automatisch wordt hervormd en het spirituele niveau bereikt. Zo wordt je leven een succes.