No edit permissions for Nederlands


Hoofdstuk 13: De weg naar vrede


Puṣṭa Kṛṣṇa: Volgende vraag, Śrīla Prabhupāda. ‘Voorziet u een andere rol voor de Vedische cultuur in westerse landen, waar de invloed van andere grote religies al eeuwenlang voelbaar is?’


Śrīla Prabhupāda: Nee. Er is geen ‘andere rol’. God is één. God kan nooit twee zijn. Kṛṣṇa verklaart dit in de Bhagavad-gītā (7.7): mattaḥ parataraṁ nānyat kiñcid asti dhanañjaya — ‘Er is geen gezag hoger dan Mij.’ Dat is God. Mensen moeten begrijpen dat Kṛṣṇa God is. Er is geen ‘andere rol’ voor de Vedische cultuur. Die rol is over de hele wereld dezelfde. Vijfduizend jaar geleden zei Kṛṣṇa: ‘Ik ben de allerhoogste autoriteit. Er is geen andere autoriteit die hoger is dan Ik.’ Hij is nog steeds dezelfde. Daarom proberen we eenvoudigweg Kṛṣṇa te introduceren.


Hiervoor heeft niemand ooit geprobeerd de allerhoogste autoriteit, Kṛṣṇa, over de hele wereld te introduceren. Om de opdracht te vervullen van Śrī Caitanya Mahāprabhu, die vijfhonderd jaar geleden verscheen, proberen we enkel Kṛṣṇa te introduceren. Hij is Kṛṣṇa en Hij wilde dat dit Kṛṣṇa-bewustzijn over de hele wereld verspreid werd:

pṛthivīte āche yata nagarādi-grāma
sarvatra pracāra haibe mora nāma


‘In iedere stad en ieder dorp over de hele wereld zal het chanten van Mijn heilige naam worden gehoord’, zei Heer Caitanya (Caitanya-bhāgavata, Antya 3.255). Kṛṣṇa is niet alleen voor India. Hij is voor iedereen, omdat Hij God is. In de Bhagavad-gītābevestigt Hij dit: ahaṁ bīja-pradaḥ pitā (Bg. 14.4) — ‘Van alle levensvormen ben Ik de vader van wie het zaad afkomstig is.’ Dit geldt niet alleen voor de levende wezens in de menselijke samenleving, maar ook voor alle andere levende wezens, zoals waterdieren, insecten, planten, vogels en zoogdieren.


Alles is aanwezig in de Vedische cultuur, maar deze cultuur van Kṛṣṇa-bewustzijn, die wordt samengevat in de Bhagavad-gītā zoals ze is, was nog nergens behoorlijk gepredikt. Iedereen interpreteerde de Bhagavad-gītā op zijn eigen manier om tegemoet te komen aan zijn eigen grillen. Voor het eerst proberen we de Bhagavad-gītā te introduceren zoals ze is, en het heeft effect. Dit is dus geen ‘andere rol’ voor de Vedische cultuur. Het is de werkelijke rol. Niemand heeft het ooit geprobeerd: daarom was Kṛṣṇa in de westerse landen onbekend. Maar ook al proberen we Hem pas sinds een paar jaar te introduceren, toch wordt het Kṛṣṇa-bewustzijn geaccepteerd, omdat het de realiteit is. Er is dus geen nieuwe rol voor de Vedische cultuur. Die rol was er al: het prediken van Kṛṣṇa-bewustzijn.


Dat is de visie van Caitanya Mahāprabhu. Hij richt zich speciaal tot de mensen die in India geboren zijn wanneer hij zegt:

bhārata-bhūmite manuṣya-janma haila yāra
janma sārthaka kari’ kara para-upakāra


‘Iedereen die als mens in India, Bhāratavarṣa, is geboren, zou zijn leven succesvol moeten maken door te werken voor de verheffing van de hele wereld’ (Cc. Adi 9.41). Indiërs zijn hiervoor geschapen: voor de verheffing van de hele wereld, want over de hele wereld zijn er mensen die zich niet bewust zijn van Kṛṣṇa. Daarom zou iedereen die in India wordt geboren, moeten proberen de boodschap van de Bhagavad-gītā en Kṛṣṇa te verspreiden. Dat is de opdracht van Caitanya Mahāprabhu.


Dit is geen nieuwe rol voor de Vedische cultuur. Die rol is er al. Vijfhonderd jaar geleden sprak Caitanya Mahāprabhu erover. Maar alle verschillende swami’s en yogī’sdie hierheen kwamen, hebben Kṛṣṇa nooit als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods geïntroduceerd. Nu wordt dat wel gedaan en mensen aanvaarden het heel gemakkelijk. Dat is de gemeenschap voor Kṛṣṇa-bewustzijn.


Als iedereen lid wordt van deze gemeenschap — of hij nu Indiaas is of niet — dan zal er één grote religie zijn en ook vrede. Er zal vrede heersen. Dit is de enige manier:

bhoktāraṁ yajña-tapasāṁ
sarva-loka-maheśvaram
suhṛdaṁ sarva-bhūtānāṁ
jñātvā māṁ śāntim ṛcchati


‘Wie zich volledig van Mij bewust is en Me kent als de uiteindelijke genieter van alle offers en ascese, als de Allerhoogste Heer van alle planeten en halfgoden en als de weldoener en vriend van alle levende wezens, bereikt vrede en verlichting van alle materiële ellende’ (Bg. 5.29). Dit is de manier om śānti, vrede te krijgen. Begrijp Kṛṣṇa. Begrijp dat Hij de allerhoogste genieter is, de allerhoogste eigenaar en de allerhoogste vriend van iedereen. ‘Aanvaard Kṛṣṇa als je vriend en je zult gelukkig zijn.’ Dat is de boodschap van het Kṛṣṇa-bewustzijn.

« Previous Next »