Bg 3.6
karmendriyāṇi saṁyamya
ya āste manasā smaran
indriyārthān vimūḍhātmā
mithyācāraḥ sa ucyate
karma-indriyāṇi — de vijf actieve zintuigen; saṁyamya — onder controle hebbend; yaḥ — iedereen die; āste — verblijft; manasā — door de geest; smaran — denkend aan; indriya-arthān — zinsobjecten; vimūḍha — dwaze; ātmā — ziel; mithyā-ācāraḥ — hypocriet; saḥ — hij; uc-yate — wordt genoemd.
Wie de actieve zintuigen beteugelt, maar in zijn geest bezig is met zins-objecten, misleidt beslist zichzelf en wordt een hypocriet genoemd.
Er bestaan veel hypocrieten die weigeren in Kṛṣṇa-bewustzijn te handelen, maar die een show maken van hun meditatie terwijl ze in hun geest aan zinsbevrediging denken. Zulke hypocrieten spreken soms ook droge filosofie om hun ontwikkelde volgelingen te overbluffen, maar volgens dit vers zijn ze de grootste oplichters. Voor iemand die uit is op zinnelijk genot is het beter om in zijn maatschappelijke positie te blijven. Zolang hij de regels en bepalingen van zijn eigen status volgt, kan hij toch geleidelijk vooruitgang maken in het zuiveren van zijn bestaan. Maar wie zich alleen maar voordoet als een yogī, terwijl hij eigenlijk uit is op zinsbevrediging, moet de grootste oplichter worden genoemd, ook al spreekt hij soms over filosofie. De kennis van zo’n zondig persoon heeft geen waarde, omdat de illusionerende energie van de Heer afbreuk doet aan de gevolgen ervan. De geest van zo’n hypocriet is altijd onzuiver en daarom heeft zijn hele show van yogameditatie geen enkele waarde.