TEXT 15
evaṁ jñātvā kṛtaṁ karma
pūrvair api mumukṣubhiḥ
kuru karmaiva tasmāt tvaṁ
pūrvaiḥ pūrva-taraṁ kṛtam
evam — zo; jñātvā — goed wetend; kṛtam — werd verricht; karma — activiteit; pūrvaiḥ — door de gezaghebbende personen uit het verleden; api — zeker; mumukṣubhiḥ — die bevrijd raakten; kuru — verricht gewoon; karma — voorgeschreven plicht; eva — zeker; tasmāt — daarom; tvam — jij; pūrvaiḥ — door de voorgangers; pūrva-taram — in het verre verleden; kṛtam — zoals verricht.
Alle bevrijde zielen uit het verleden handelden met deze kennis over Mijn transcendentale aard. Daarom moet je in hun voetspoor volgen en je plicht vervullen.
Er bestaan twee groepen mensen. Sommige hebben een hart dat vol is van onzuivere, materiële dingen en sommige zijn vrij van materie. Voor beide groepen is het Kṛṣṇa-bewustzijn even gunstig. Zij die vol onzuivere dingen zijn, kunnen het Kṛṣṇa-bewustzijn beoefenen om zo een geleidelijk proces van zuivering te ondergaan door de regulerende principes van devotionele dienst te volgen. Zij die al van onzuiverheden gezuiverd zijn, kunnen met dezelfde Kṛṣṇa-bewuste activiteiten doorgaan, zodat anderen hun voorbeeldige activiteiten kunnen volgen en daar hun voordeel mee kunnen doen. Dwaze personen of beginnelingen in het Kṛṣṇa-bewustzijn willen vaak stoppen met activiteiten zonder dat ze kennis hebben van het Kṛṣṇa-bewustzijn. Arjuna’s verlangen om zich uit de activiteiten op het slagveld terug te trekken werd niet goedgekeurd door de Heer. Men moet alleen weten hoe te handelen. Zich terugtrekken uit Kṛṣṇa-bewuste activiteiten en zich afzijdig houden en een show maken van Kṛṣṇa-bewustzijn is minder belangrijk dan daadwerkelijk activiteiten voor Kṛṣṇa verrichten.
Arjuna wordt hier aangeraden om Kṛṣṇa-bewust actief te zijn, volgend in het voetspoor van de voorgaande discipelen van de Heer, zoals de zonnegod Vivasvān, die al eerder genoemd is. De Allerhoogste Heer kent alle activiteiten die Hij in het verleden verricht heeft en ook die van personen die in het verleden Kṛṣṇa-bewuste activiteiten hebben gedaan. Hij beveelt daarom de activiteiten van de zonnegod aan, die enkele miljoenen jaren geleden deze kunst van de Heer leerde. Al deze leerlingen van Heer Kṛṣṇa worden hier aangeduid als bevrijde personen uit het verleden, die de plichten vervulden die hun door Kṛṣṇa waren toegewezen.