TEXT 1
arjuna uvāca
sannyāsaṁ karmaṇāṁ kṛṣṇa
punar yogaṁ ca śaṁsasi
yac chreya etayor ekaṁ
tan me brūhi su-niścitam
arjunaḥ uvāca — Arjuna zei; sannyāsam — onthechting; karmaṇām — van alle activiteiten; kṛṣṇa — o Kṛṣṇa; punaḥ — weer; yogam — devotionele dienst; ca — ook; śaṁsasi — Je verheerlijkt; yat — welke; śreyaḥ — is heilzamer; etayoḥ — van deze twee; ekam — īīn; tat — dat; me — aan mij; brūhi — vertel alsjeblieft; su-niścitam — ondubbelzinnig.
Arjuna zei: O Kṛṣṇa, eerst vraag Je me afstand te doen van activiteiten en daarna raad Je aan om activiteiten met devotie te verrichten. Zou Je me alsjeblieft ondubbelzinnig willen zeggen welke van de twee de beste is?
In dit vijfde hoofdstuk van de Bhagavad-gītā zegt de Heer dat activiteit in devotionele dienst beter is dan droog theoretisch gespeculeer. Devotionele dienst is gemakkelijker omdat het transcendentaal is en iemand daarom van karma bevrijdt. In het tweede hoofdstuk werd inleidende kennis gegeven over de ziel en over haar verstrikking in het materiële lichaam. In datzelfde hoofdstuk werd ook uitgelegd hoe iemand door buddhi-yoga of devotionele dienst uit deze materiële gevangenschap kan komen. In het derde hoofdstuk werd uitgelegd dat iemand die zich op het niveau van kennis bevindt, geen plichten meer hoeft te vervullen. Vervolgens vertelde Kṛṣṇa in het vierde hoofdstuk aan Arjuna dat alle soorten van offeractiviteiten hun hoogtepunt bereiken in kennis. Maar aan het eind van het vierde hoofdstuk raadde de Heer Arjuna aan om wakker te worden en te vechten nu hij zich op het niveau van kennis bevond. Door tegelijkertijd de nadruk te leggen op activiteit met devotie en inactiviteit in kennis, had Kṛṣṇa de geest van Arjuna verward en zijn vastberadenheid aan het wankelen gebracht.
Arjuna denkt dat onthechting in kennis betekent dat alle soorten van activiteit die met de zintuigen verricht worden, gestopt moeten worden. Maar als iemand activiteiten in devotionele dienst verricht, hoe kunnen activiteiten dan worden gestopt? Met andere woorden, hij denkt dat sannyāsa of onthechting in kennis, helemaal vrij zou moeten zijn van alle soorten van activiteit, omdat activiteit en onthechting voor hem onverenigbaar zijn. Hij blijkt niet begrepen te hebben dat een activiteit die in volledige kennis verricht wordt, geen karma oplevert en daarom hetzelfde is als inactiviteit. Zijn vraag is daarom of hij helemaal moet stoppen met activiteiten of actief moet zijn in volledige kennis.