TEXT 18
gatir bhartā prabhuḥ sākṣī
nivāsaḥ śaraṇaṁ suhṛt
prabhavaḥ pralayaḥ sthānaṁ
nidhānaṁ bījam avyayam
gatiḥ — doel; bhartā — instandhouder; prabhuḥ — Heer; sākṣī — getuige; nivāsaḥ — verblijfplaats; śaraṇam — toevlucht; su-hṛt — innigste vriend; prabhavaḥ — schepping; pralayaḥ — vernietiging; sthānam — grond; nidhānam — rustplaats; bījam — zaad; avyayam — onvergankelijke.
Ik ben het doel, de instandhouder, de meester, de getuige, de verblijfplaats, de toevlucht en de allerbeste vriend. Ik ben de schepping en de vernietiging, de grond van alles, de rustplaats en het eeuwige zaad.
Gati heeft betrekking op de bestemming die we willen bereiken. Maar het uiteindelijke doel is Kṛṣṇa, ook al weten de mensen dat niet. Wie Kṛṣṇa niet kent, is misleid en zijn zogenaamde vooruitgang is of gedeeltelijk of iets wat op hallucinaties berust. Er zijn veel mensen die de verschillende halfgoden tot hun doel maken en door de bepaalde methoden van verering strikt na te leven, bereiken ze de verschillende planeten zoals Candraloka, Sūryaloka, Indraloka, Maharloka enz. Maar al deze loka’s of planeten zijn scheppingen van Kṛṣṇa en zijn daarom tegelijkertijd zowel Kṛṣṇa als niet-Kṛṣṇa. Omdat zulke planeten manifestaties zijn van de energie van Kṛṣṇa, zijn ze ook Kṛṣṇa, maar eigenlijk dienen ze alleen om een stap vooruit te komen in het zich bewust worden van Kṛṣṇa.
Het benaderen van de verschillende energieën van Kṛṣṇa is Hem indirect benaderen. Men moet Kṛṣṇa rechtstreeks benaderen, want dat bespaart tijd en energie. Bijvoorbeeld, als er een mogelijkheid bestaat om met een lift naar de hoogste verdieping van een gebouw te gaan, waarom zou iemand dan, tree na tree, met de trap gaan? Alles berust op de energie van Kṛṣṇa, daarom kan er zonder de bescherming van Kṛṣṇa niets bestaan. Kṛṣṇa is de allerhoogste bestuurder, omdat alles Zijn eigendom is en alles door Zijn energie bestaat. Omdat Kṛṣṇa in het hart van iedereen aanwezig is, is Hij de allerhoogste getuige. De woningen en landen waarin of de planeten waarop we wonen zijn ook Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is het uiteindelijke toevluchtsoord en daarom moet men zijn toevlucht bij Kṛṣṇa zoeken, zowel voor bescherming als voor het beëindigen van ellende. En wanneer we bescherming nodig hebben, moeten we ons er altijd van bewust zijn dat onze bescherming van een levenskracht moet komen. Kṛṣṇa is het allerhoogste levend wezen. En omdat Kṛṣṇa de bron van ons ontstaan of onze allerhoogste vader is, kan niemand een betere vriend zijn dan Kṛṣṇa, en evenmin kan iemand het beter met ons voor hebben dan Hij. Kṛṣṇa is de oorspronkelijke bron van de schepping en de uiteindelijke rustplaats na de vernietiging. Kṛṣṇa is daarom de eeuwige oorzaak van alle oorzaken.