TEXT 15
yasmān nodvijate loko
lokān nodvijate ca yaḥ
harṣāmarṣa-bhayodvegair
mukto yaḥ sa ca me priyaḥ
yasmāt — van wie; na — nooit; udvijate — worden verontrust; lokaḥ — mensen; lokāt — van mensen; na — nooit; udvijate — wordt verstoord; ca — ook; yaḥ — iedereen die; harṣa — van vreugde; amarṣa — verdriet; bhaya — angst; udvegaiḥ — en ongerustheid; muktaḥ — bevrijd; yaḥ — wie; saḥ — hij; ca — en; me — Mij; priyaḥ — zeer dierbaar.
Hij die niemand in moeilijkheden brengt, door niemand verstoord kan worden en evenwichtig blijft in geluk, verdriet, angst en ongerustheid, is Me zeer dierbaar.
Hier worden enkele van de eigenschappen van een toegewijde verder beschreven. Niemand wordt in moeilijkheden gebracht door zo’n toegewijde of ervaart door zijn toedoen zorgen, angst of ontevredenheid. Omdat een toegewijde vriendelijk is voor iedereen, handelt hij niet op een manier die anderen in moeilijkheden brengt. Aan de andere kant is het ook zo dat een toegewijde niet verstoord is wanneer anderen hem in moeilijkheden proberen te brengen. Door de genade van de Heer is hij zo geoefend, dat hij onverstoord blijft tijdens alle onrust om hem heen. Omdat een toegewijde werkelijk opgaat in Kṛṣṇa-bewustzijn en devotionele dienst, kunnen zulke materiële omstandigheden hem niet deren. Over het algemeen is een materialistisch persoon zeer gelukkig wanneer er iets is voor zijn zinsbevrediging en zijn lichaam, maar wanneer hij ziet dat anderen iets voor hun zinsbevrediging hebben en hij niet, dan voelt hij zich somber en is hij jaloers. Wanneer hij de wraak van een vijand verwacht, is hij angstig en wanneer hij iets niet met succes kan volbrengen, wordt hij neerslachtig. Een toegewijde, die altijd boven al deze verstoringen staat, is Kṛṣṇa zeer dierbaar.