TEXT 8
asatyam apratiṣṭhaṁ te
jagad āhur anīśvaram
aparaspara-sambhūtaṁ
kim anyat kāma-haitukam
asatyam — onwerkelijk; apratiṣṭham — zonder fundament; te — zij; jagat — de kosmos; āhuḥ — zeggen; anīśvaram — zonder bestuurder; aparaspara — zonder oorzaak; sambhūtam — teweeggebracht; kim anyat — er is geen andere oorzaak; kāma-haitukam — het is enkel door lust veroorzaakt.
Ze zeggen dat deze wereld onwerkelijk is, geen fundament heeft en dat er geen God is die hem bestuurt. Ze zeggen dat de wereld voortkomt uit seksueel verlangen en geen andere oorzaak heeft dan lust.
Zij die demonisch zijn concluderen dat de wereld een hersenschim is. Oorzaak en gevolg bestaan niet, er is geen bestuurder en ook geen doel — alles is onwerkelijk. Ze zeggen dat deze kosmos voortkomt uit toevallige acties en reacties van materie. Ze denken niet dat de wereld met een bepaald doel door God werd geschapen. Ze hebben hun eigen theorie: de wereld is vanzelf ontstaan en er is geen reden om aan te nemen dat God achter alles zit. Voor hen bestaat er geen verschil tussen materie en het spirituele en ze aanvaarden de Allerhoogste Ziel niet. Alles is enkel materie en de hele kosmos wordt gezien als een massa onwetendheid. Volgens hen is alles leegte en alles wat gemanifesteerd is, is enkel het gevolg van de onwetendheid die onze waarneming beheerst. Voor hen is het vanzelfsprekend dat alle bestaande verscheidenheid een vertoning van onwetendheid is, net zoals we in een droom zoveel dingen creëren die in werkelijkheid niet bestaan; wanneer we wakker zijn, zullen we zien dat alles gewoon een droom was.
Maar in werkelijkheid is het zo dat hoewel de demonen zeggen dat het leven een droom is, ze heel bedreven zijn in het genieten van die droom. Op die manier raken ze meer en meer verstrikt in dromenland in plaats van dat ze kennis verwerven. Net zoals ze denken dat een kind alleen maar het gevolg is van seksueel contact tussen een man en een vrouw, zo concluderen ze ook dat de wereld geboren is zonder ziel. Volgens hen komen alle levende wezens alleen maar voort uit combinaties van materie en is er geen sprake van het bestaan van de ziel. Net zoals veel levende wezens zonder enige oorzaak voortkomen uit zweet en uit een dood lichaam, zo is de hele levende wereld voortgekomen uit materiële combinaties binnen de kosmos; de materiële natuur is er daarom deoorzaak van en er bestaat geen andere oorzaak. Ze geloven niet in de woorden van Kṛṣṇa in de Bhagavad-gītā: mayādhyakṣeṇa prakṛtiḥ sūyate sa-carācaram — ‘De hele materiële wereld functioneert onder Mijn leiding.’
Met andere woorden: de demonen hebben geen perfecte kennis overde schepping van de wereld; ieder van hen houdt er zijn eigen theorie op na. Volgens hen is de ene interpretatie van de heilige teksten net zo goed als een andere, want ze geloven niet in een standaardbegrip van de voorschriften in de heilige teksten.