TEXT 67
idaṁ te nātapaskāya
nābhaktāya kadācana
na cāśuśrūṣave vācyaṁ
na ca māṁ yo ’bhyasūyati
idam — dit; te — door jou; na — nooit; atapaskāya — aan iemand die niet ascetisch is; na — nooit; abhaktāya — aan iemand die niet een toegewijde is; kadācana — wanneer dan ook; na — nooit; ca — ook; aśuśrūṣave — aan iemand die geen devotionele dienst verricht; vācyam — te worden gesproken; na — nooit; ca — ook; mām — Mij; yaḥ — iemand die; abhyasūyati — is vijandig gezind.
Deze vertrouwelijke kennis mag nooit uiteengezet worden aan personen die niet sober en niet toegewijd zijn, die geen devotionele dienst verrichten en evenmin aan iemand die Me vijandig gezind is.
Over deze meest vertrouwelijke kennis mag niet worden geproken met personen die niet de ascese van het religieuze proces hebben ondergaan, die nooit hebben geprobeerd devotionele dienst te verrichten om Kṛṣṇa-bewustzijn te ontwikkelen, die nooit een zuivere toegewijde hebben gediend en in het bijzonder niet aan hen die Kṛṣṇa alleen als een historische persoonlijkheid zien of die afgunstig zijn op Zijn grootheid. Het komt echter soms voor dat zelfs demonische personen, die Kṛṣṇa vijandig gezind zijn en Hem op een andere manier vereren, de Bhagavad-gītā beroepsmatig op een andere manier uitleggen om er munt uit te slaan. Maar iedereen die er werkelijk naar verlangt Kṛṣṇa te begrijpen, moet zulke commentaren op de Bhagavad-gītā vermijden. Zij die zich door hun zintuigen laten leiden kunnen het doel van de Bhagavad-gītā eigenlijk niet begrijpen. Zelfs wie zich niet door zijn zintuigen laat leiden, maar strikt de voorschriften van de Vedische teksten naleeft, zal Kṛṣṇa niet kunnen begrijpen als hij geen toegewijde is. En zelfs al doet hij zich voor als een toegewijde van Kṛṣṇa, maar verricht hij ondertussen geen Kṛṣṇa-bewuste activiteiten, ook dan kan hij Kṛṣṇa niet begrijpen.
Veel personen zijn afgunstig op Kṛṣṇa, omdat Hij in de Bhagavad-gītā heeft uitgelegd dat Hij de Allerhoogste is en dat er niets is dat hoger dan of gelijk aan Hem is. Veel personen zijn Kṛṣṇa vijandig gezind. Aan zulke personen moet men niets over de Bhagavad-gītā vertellen, want ze kunnen haar niet begrijpen. Personen zonder geloof kunnen onmogelijk de Bhagavad-gītā en Kṛṣṇa begrijpen. Zonder Kṛṣṇa te hebben begrepen van een zuivere toegewijde met gezag, moet men niet proberen een commentaar op de Bhagavad-gītā te schrijven.