Bg 3.12
iṣṭān bhogān hi vo devā
dāsyante yajña-bhāvitāḥ
tair dattān apradāyaibhyo
yo bhuṅkte stena eva saḥ
iṣṭān — gewenste; bhogān — levensbehoeften; hi — zeker; vaḥ — aan jullie; devāḥ — de halfgoden; dāsyante — zullen schenken; yajña-bhāvitāḥ — tevredengesteld door het volbrengen van offers; taiḥ — door hen; dattān — gegeven dingen; apradāya — zonder geofferd te hebben; ebhyaḥ — aan deze halfgoden; yaḥ — hij die; bhuṅkte — geniet; stenaḥ — dief; eva — zeker; saḥ — hij.
‘Wanneer de halfgoden, die verantwoordelijk zijn voor het voorzien in verschillende levensbehoeften, tevreden zijn gesteld met de volbrachte yajña’s, zullen zij jullie alles geven wat nodig is. Maar hij die van zulke giften geniet zonder ze aan de halfgoden terug te offeren, is beslist een dief.’
De halfgoden zijn geautoriseerde tussenpersonen van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Viṣṇu, en zijn verantwoordelijk voor het voorzien in alle levensbehoeften. Ze moeten daarom worden tevredengesteld door het verrichten van voorgeschreven yajña’s. In de Veda’s worden verschillende soorten yajña’s voorgeschreven voor verschillende soorten halfgoden, maar uiteindelijk worden al deze yajña’s aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods geofferd. Wie niet begrijpt wie de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is, wordt aangeraden om offers te brengen aan de halfgoden.
Overeenkomstig de verschillende materiële kwaliteiten van degene die het offer brengt, worden er in de Veda’s verschillende soorten yajña’s aangeraden. De verering van verschillende halfgoden heeft dezelfde basis, namelijk de verschillende materiële kwaliteiten. Vleeseters wordt bijvoorbeeld aangeraden om de godin Kālī, de afgrijselijke gedaante van de materiële natuur, te vereren, en er wordt aanbevolen dierenoffers aan haar te brengen. Voor hen die in de hoedanigheid goedheid zijn, wordt echter de transcendentale verering van Heer Viṣṇu aangeraden. Maar uiteindelijk zijn alle yajña’s bedoeld voor geleidelijke verheffing naar de transcendentale positie. Voor gewone mensen zijn op zijn minst de vijf yajña’s vereist die de pañca-mahā-yajña worden genoemd.
Het is belangrijk om in te zien dat de halfgoden in naam van de Heer alle levensbehoeften van de menselijke samenleving leveren. Niemand is in staat om iets te produceren. Neem bijvoorbeeld al het voedsel voor de menselijke samenleving. Voor personen in de hoedanigheid goedheid bestaat dat uit granen, vruchten, groenten, melk, suiker enz. en voor niet-vegetariërs uit soorten vlees. Al dit voedsel kan niet door de menselijke samenleving gemaakt worden. Andere voorbeelden zijn warmte, licht, water, lucht enz.; ook dit zijn levensbehoeften en ze kunnen geen van alle door de menselijke samenleving worden aangemaakt. Zonder de Allerhoogste Heer zou er geen overvloed zijn aan zonlicht, maanlicht, regen, wind enz. zonder welke niemand kan leven.
Het is duidelijk dat ons leven afhangt van de bevoorrading van de Heer. Zelfs voor onze fabrieken hebben we zoveel grondstoffen nodig: ijzer, zwavel, kwik, mangaan en zoveel andere onontbeerlijke zaken. Deze worden allemaal door de tussenpersonen van de Heer geleverd, met als doel dat we er op de juiste manier gebruik van maken, dat wil zeggen: om onszelf gezond en in goede conditie te houden met het oog op zelfrealisatie. En het is zelfrealisatie die tot het doel van het leven leidt: bevrijding van de strijd om het materiële bestaan. Dit doel van het leven wordt bereikt door het verrichten van yajña’s. Als we de zin van het menselijk leven vergeten en de voorraden van de tussenpersonen van de Heer alleen voor zinsbevrediging gebruiken, raken we daardoor meer en meer verstrikt in het materiële bestaan, en dat is niet de bedoeling van de schepping. Op die manier zullen we zeker dieven worden en daarom worden gestraft door de wetten van de materiële natuur. Een samenleving van dieven kan nooit gelukkig zijn omdat ze geen levensdoel heeft. Uiteindelijk hebben de uitgesproken materialistische dieven geen doel in het leven. Ze zijn alleen maar uit op zinsbevrediging en ook weten ze niet hoe ze yajña’s moeten verrichten. Maar Heer Caitanya heeft het eenvoudigste proces van yajña toegankelijk gemaakt, namelijk het saṅkīrtana-yajña, dat iedereen in de wereld die de principes van het Kṛṣṇa-bewustzijn accepteert, kan verrichten.