TEXT 5
yajña-dāna-tapaḥ-karma
na tyājyaṁ kāryam eva tat
yajño dānaṁ tapaś caiva
pāvanāni manīṣiṇām
yajña — van offers; dāna — vrijgevigheid; tapaḥ — en ascese; karma — activiteit; na — nooit; tyājyam — moet opgegeven worden; kāryam — moet verricht worden; eva — zeker; tat — dat; yajñaḥ — het offer; dānam — vrijgevigheid; tapaḥ — ascese; ca — ook; eva — zeker; pāva-nāni — zuiverend; manīṣiṇām — zelfs voor de grote zielen.
Offers, vrijgevigheid en ascese moeten niet worden opgegeven; ze moeten worden verricht. Sterker nog, offers, vrijgevigheid en ascese zuiveren zelfs de grote zielen.
Yogī’s moeten zich bezighouden met activiteiten voor de vooruitgang van de menselijke samenleving. Er bestaan veel zuiverende processen om een mens tot spiritueel leven te brengen. De huwelijksceremonie wordt bijvoorbeeld gezien als een van die offers en wordt vivāha-yajña genoemd. Moet een sannyāsī, die in de onthechte levensorde is en die de relaties met zijn familie heeft opgegeven, de huwelijksceremonie aanmoedigen? De Heer zegt hier dat ieder offer dat bedoeld is voor het welzijn van de mens, nooit moet worden opgegeven. Het vivāha-yajña, de huwelijksceremonie, is ervoor bedoeld de menselijke geest te reguleren, zodat hij tot rust kan komen om spirituele vooruitgang te maken.
Voor de meeste mensen moet dit vivāha-yajña worden aangemoedigd, zelfs door personen in de onthechte levensorde. Sannyāsī’s mogen nooit met vrouwen omgaan, maar dat betekent niet dat iemand die zich in lagere levensfasen bevindt, een jonge man, geen vrouw mag aanvaarden tijdens de huwelijksceremonie. Alle voorgeschreven offers zijn ervoor bedoeld de Allerhoogste Heer te bereiken. In lagere fasen moeten ze daarom niet worden opgegeven. Op dezelfde manier is vrijgevigheid bedoeld om het hart te zuiveren. Zoals al eerder beschreven is, maakt men vooruitgang in het spirituele leven wanneer men vrijgevig is tegenover de juiste persoon.