Bg 3.24
utsīdeyur ime lokā
na kuryāṁ karma ced aham
saṅkarasya ca kartā syām
upahanyām imāḥ prajāḥ
utsīdeyuḥ — zouden ten onder gaan; ime — al deze; lokāḥ — werelden; na — niet; kuryām — Ik verricht; karma — voorgeschreven plichten; cet — als; aham — Ik; saṅkarasya — van onwenselijke bevolking; ca — en; kartā — schepper; syām — zou zijn; upahanyām — zou vernietigen; imāḥ — al deze; prajāḥ — levende wezens.
Als Ik geen voorgeschreven activiteiten zou verrichten, dan zouden al deze werelden in verval raken. Ik zou de oorzaak zijn van het ontstaan van onwenselijke bevolking en Ik zou daardoor de vrede van alle levende wezens verstoren.
Varṇa-saṅkara is onwenselijke bevolking die de vrede van de algemene samenleving verstoort. Om een dergelijke sociale verstoring tegen te gaan, zijn er voorgeschreven regels en bepalingen waardoor de bevolking vanzelf vreedzaam en georganiseerd wordt, wat bevorderlijk is voor spirituele vooruitgang. Wanneer Kṛṣṇa neerdaalt, volgt Hij vanzelfsprekend zulke regels om zo het gezag en de noodzaak van zulke belangrijke zaken te handhaven. De Heer is de vader van alle levende wezens en wanneer zij misleid worden, is de Heer daar indirect verantwoordelijk voor. Wanneer de regulerende principes daarom op grote schaal worden veronachtzaamd, daalt de Heer neer om de samenleving te corrigeren.
We moeten echter goed onthouden dat, hoewel we in het voetspoor van de Heer moeten volgen, we Hem niet kunnen imiteren. Volgen en imiteren zijn twee verschillende dingen. We kunnen de Heer niet imiteren door de heuvel Govardhana op te tillen, zoals de Heer in Zijn kindertijd deed; dat is onmogelijk voor welk menselijk wezen dan ook. We moeten Zijn instructies volgen, maar we kunnen Hem nooit ofte nimmer imiteren. Het Śrīmad-Bhāgavatam (10.33.30-31) bevestigt dit:
naitat samācarej jātu
manasāpi hy anīśvaraḥ
vinaśyaty ācaran mauḍhyād
yathārudro ’bdhi-jaṁ viṣam
īśvarāṇāṁ vacaḥ satyaṁ
tathaivācaritaṁ kvacit
teṣāṁ yat sva-vaco-yuktaṁ
buddhimāṁs tat samācaret
‘Men dient eenvoudig de instructies van de Heer en Zijn bekrachtigde dienaren te volgen. Al hun instructies zijn voor ons bestwil en ieder intelligent persoon zal ze strikt opvolgen. Maar men moet zich er voor hoeden hun activiteiten te imiteren. Men moet niet proberen de oceaan van vergif leeg te drinken als imitatie van Heer Śiva.’
We dienen de positie van de īśvara’s of zij die daadwerkelijk macht hebben over de bewegingen van de zon en de maan altijd te erkennen als superieur. Zonder een dergelijke macht kan niemand de uiterst machtige īśvara’s imiteren. Heer Śiva dronk zoveel vergif dat het een oceaan kon vullen, maar als een gewoon mens zelfs maar een minieme hoeveelheid van zulk gif zou drinken, zou hij sterven. Er zijn veel pseudotoegewijden van Heer Śiva die zich te goed willen doen aan gañjā (marihuana) en soortgelijke bedwelmende middelen, maar ze vergeten dat ze de dood heel dichtbij brengen door de activiteiten van Heer Śiva te imiteren. Zo zijn er ook pseudotoegewijden van Heer Kṛṣṇa, die ervan houden de rāsa-līlā, de dans van liefde van de Heer, te imiteren, maar die ondertussen vergeten dat ze niet het vermogen hebben om de heuvel Govardhana op te tillen. Het is daarom het beste dat men degenen die machtig zijn niet probeert te imiteren, maar gewoon hun instructies opvolgt; daarnaast moet men ook niet proberen om hun functies over te nemen zonder daarvoor de kwalificaties te hebben. Er bestaan zoveel ‘incarnaties’ van God die niet de macht van de Allerhoogste Godheid bezitten.