TEXT 33
kiṁ punar brāhmaṇāḥ puṇyā
bhaktā rājarṣayas tathā
anityam asukhaṁ lokam
imaṁ prāpya bhajasva mām
kim — hoeveel; punaḥ — opnieuw; brāhmaṇāḥ — brāhmaṇa’s; puṇyāḥ — vrome; bhaktāḥ — toegewijden; rāja-ṛṣayaḥ — heilige koningen; tathā — ook; anityam — tijdelijk; asukham — vol ellende; lokam — planeet; imam — deze; prāpya — bereikend; bhajasva — verricht liefdevolle dienst; mām — voor Mij.
Hoeveel te meer dan de vrome brāhmaṇa’s, de toegewijden en de heilige koningen. Daarom moet je jezelf, nu je naar deze tijdelijke, ellendige wereld gekomen bent, aan liefdevolle dienst aan Mij wijden.
In de materiële wereld zijn er verscheidene categorieën van mensen, maar uiteindelijk maakt deze wereld niemand gelukkig. Hier wordt duidelijk gesteld: anityam asukhaṁ lokam — deze wereld is tijdelijk, vol van ellende en is onbewoonbaar voor iedere verstandige gentleman. De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods maakt duidelijk dat deze wereld tijdelijk en vol ellende is. Sommige filosofen, in het bijzonder de māyāvādī-filosofen, beweren dat deze wereld onecht is, maar uit de Bhagavad-gītā kunnen we leren dat de wereld niet onecht is — ze is tijdelijk. Er bestaat een verschil tussen tijdelijk en onecht. Deze wereld is tijdelijk, maar er bestaat een andere wereld die eeuwig is. Deze wereld is ellendig, maar die andere wereld is eeuwig en vol geluk.
Arjuna werd in een vrome koninklijke familie geboren. Ook tegen hem zegt de Heer: ‘Leg je toe op devotionele dienst en kom snel terug naar God, terug naar huis.’ Niemand zou in deze tijdelijke wereld moeten blijven, die zo vol is van ellende. Iedereen zou zich aan de boezem van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods moeten hechten, zodat we eeuwig gelukkig kunnen zijn. Devotionele dienst aan de Allerhoogste Heer is het enige proces waardoor alle problemen van alle klassen van mensen kunnen worden opgelost. Daarom moet iedereen zich toeleggen op Kṛṣṇa-bewustzijn en zijn leven perfect maken.