No edit permissions for Nederlands

TEXT 41

prāpya puṇya-kṛtāṁ lokān
uṣitvā śāśvatīḥ samāḥ
śucīnāṁ śrīmatāṁ gehe
yoga-bhraṣṭo ’bhijāyate

prāpya — na bereikt te hebben; puṇya-kṛtām — van hen die vrome activiteiten verricht hebben; lokān — planeten; uṣitvā — na te hebben verbleven; śāśvatīḥ — veel; samāḥ — jaren; śucīnām — van de vromen; śrī-matām — van de welvarenden; gehe — in het huis; yoga-bhraṣṭaḥ — iemand die van het pad van zelfrealisatie gevallen is; abhijāyate — wordt geboren.

Na vele, vele jaren van genieten op de planeten van de vrome levende wezens, wordt de yogī die geen succes had, geboren in een familie van deugdzame mensen of in een rijke, voorname familie.

De yogī’s die niet succesvol zijn, worden in twee groepen onderverdeeld: de ene valt terug na heel weinig vooruitgang te hebben gemaakt en de andere na een lange tijd van yogabeoefening. De yogī die na korte tijd van oefening terugvalt, gaat naar de hogere planeten waar vrome levende wezens worden toegelaten. Na een lang leven daar wordt hij weer naar deze planeet gezonden om in de familie van een deugdzame brāhmaṇa-vaiṣṇava geboren te worden of in die van voorname handelaars.

De werkelijke bedoeling van het beoefenen van yoga is om de hoogste perfectie van Kṛṣṇa-bewustzijn te bereiken, zoals in het laatste vers van dit hoofdstuk zal worden uitgelegd. Maar zij die het niet tot dat niveau volhouden en door materiële verleidingen falen, krijgen door de genade van de Heer toestemming om volop uiting te geven aan hun materiële neigingen. Daarna krijgen ze de kans om een rijk leven te leiden in deugdzame of voorname families. Zij die in zulke families geboren worden, kunnen van de faciliteiten gebruik maken en proberen zichzelf te verheffen tot volledig Kṛṣṇa-bewustzijn.

« Previous Next »