TEXT 4
niścayaṁ śṛṇu me tatra
tyāge bharata-sattama
tyāgo hi puruṣa-vyāghra
tri-vidhaḥ samprakīrtitaḥ
niścayam — zekerheid; śṛṇu — hoor; me — van Mij; tatra — daarin; tyāge — wat betreft onthechting; bharata-sat-tama — o beste onder de Bhārata’s; tyāgaḥ — onthechting; hi — zeker; puruṣa-vyāghra — o tijger onder de mensen; tri-vidhaḥ — van drie soorten; samprakīrtitaḥ — wordt verkondigd.
O beste onder de Bhārata’s, hoor nu Mijn oordeel over onthechting. O tijger onder de mensen, in de geschriften wordt gezegd dat er drie soorten onthechting bestaan.
Hoewel er meningsverschillen bestaan over onthechting, geeft de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, hier Zijn oordeel, dat als doorslaggevend moet worden beschouwd. De Veda’s zijn tenslotte de verschillende wetten die door de Heer gegeven zijn. De Heer is hier persoonlijk aanwezig en Zijn woord moet als definitief worden gezien. Hij zegt dat het proces van onthechting gezien moet worden in relatie tot de hoedanigheden van de materiële natuur waarin het wordt uitgevoerd.