Bg 3.19
tasmād asaktaḥ satataṁ
kāryaṁ karma samācara
asakto hy ācaran karma
param āpnoti pūruṣaḥ
tasmāt — daarom; asaktaḥ — zonder gehechtheid; satatam — voortdurend; kāryam — als plicht; karma — activiteit; samācara — verricht; asaktaḥ — ongehecht; hi — zeker; ācaran — doen; karma — activiteit; param — het Allerhoogste; āpnoti — bereikt; pūruṣaḥ — een man.
Men moet daarom uit plichtsbesef handelen, zonder gehecht te zijn aan de vruchten van activiteiten, want handelt men zonder gehechtheid, dan bereikt men de Allerhoogste.
Voor toegewijden is het Allerhoogste de Persoonlijk Gods, maar voor de impersonalist is dat bevrijding. Wie onder de juiste begeleiding en zonder gehechtheid aan de resultaten van zijn activiteiten voor Kṛṣṇa of in Kṛṣṇa-bewustzijn handelt, maakt zeker vooruitgang op het pad naar het allerhoogste doel van het leven. Kṛṣṇa gaf Arjuna de opdracht om tijdens de Slag van Kurukṣetra in Zijn belang te vechten, omdat Hij dat wilde. Goed of geweldloos willen zijn is een kwestie van persoonlijke gehechtheid, maar iets doen in het belang van de Allerhoogste, is iets doen zonder gehechtheid aan resultaten. Dat is volmaakte activiteit van het hoogste niveau en wordt door de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, aangeraden.
De Vedische rituelen, zoals voorgeschreven offers, worden verricht om zich te zuiveren van de zondige activiteiten die men op het gebied van zinsbevrediging heeft begaan. Maar Kṛṣṇa-bewuste activiteiten zijn ontstegen aan het karma voor goede of slechte daden. Wie Kṛṣṇa-bewust is, is niet gehecht aan het resultaat, maar handelt alleen in het belang van Kṛṣṇa; hij is met allerlei activiteiten bezig, maar is volkomen onthecht.